Taal is prachtig. Maar soms ook frustrerend. Je weet wat je wilt zeggen, je weet ongeveer hoe je het moet opschrijven… en dan twijfel je. Is het ‘wordt’ of ‘word’? Moet daar een komma? En waarom klinkt het soms goed, maar blijkt het toch fout?
Als tekstcorrector zie ik dagelijks dezelfde twijfels langskomen. En geloof me: zelfs taalprofessionals moeten af en toe iets opzoeken. In deze blog zet ik een paar van de meest verwarrende grammaticaregels voor je op een rij. Mét uitleg én voorbeelden, zodat jij voortaan sterker in je schoenen staat als je schrijft.
1. Hen of hun?
Laten we beginnen met een struikelblok waar veel mensen zich liever niet aan wagen. Toch hoeft het niet zo moeilijk te zijn.
- Hen gebruik je als lijdend voorwerp of na een voorzetsel.
- Hun gebruik je alleen als meewerkend voorwerp zonder voorzetsel.
Voorbeelden:
- Ik heb hen gezien. (lijdend voorwerp)
- Ik gaf het hun. (meewerkend voorwerp)
- Ik liep met hen naar huis. (na voorzetsel)
Twijfel je? Zet het voorzetsel op een andere plek in de zin of probeer het met ‘aan hen’ of ‘aan hun’. Klinkt ‘aan hun’ raar? Grote kans dat ‘hen’ hier de juiste keuze is.
2. Als of dan?
Vergelijk je iets? Dan kom je vaak uit bij de twijfel tussen ‘als’ en ‘dan’.
- Gebruik dan na een vergrotende trap (groter, mooier, beter).
- Gebruik als bij gelijkheid (even groot, net zo snel).
Voorbeelden:
- Mijn tekst is beter dan die van vorige week.
- Deze schrijfster is net zo productief als haar collega.
En nee, je zegt niet: “beter als”. Tenzij je een Limburgs accent imiteert op een feestje. 😉
3. -D of -dt bij werkwoorden?
Nog zo’n regel waar veel mensen bij zuchten. Maar ook hier geldt: even logisch denken en kijken, maakt het al veel gemakkelijker.
Stel jezelf één simpele vraag: wat is het onderwerp van de zin?
- Als het onderwerp ‘ik’ is, schrijf je geen -t.
- Bij ‘hij/zij/het’ of een enkelvoudig onderwerp komt er wel een -t achter het werkwoord, tenzij het al eindigt op een -t.
Voorbeeld:
- Ik vind het goed. (ik = geen t)
- Hij vindt het goed. (hij = wel t)
- Vindt hij het goed?
- Vind jij het goed?
4. Geen komma vóór ‘en’? Of juist wel?
Dit is geen keiharde grammaticaregel, maar wel een stijlregel die veel verwarring oplevert.
De vuistregel is: zet geen komma voor ‘en’… Tenzij de zin er zonder komma verwarrend of onduidelijk uitziet.
Voorbeeld:
- Ze schreef een blog over taal en grammatica. (geen komma nodig)
- Ik sprak met de redacteur, de vormgever, en de illustrator. (komma kan hier voor de duidelijkheid)
In het Nederlands noemen we dat laatste ook wel de ‘Oxford-komma’, al is die bij ons niet verplicht. Doe wat voor jouw gevoel prettig leest.
Laat taalregels voor je werken, niet tegen je
Grammatica is geen doel op zich. Het is er om jouw boodschap helder over te brengen. En nee, je hoeft niet álles uit je hoofd te weten. Maar hoe beter je de basis snapt, hoe zelfverzekerder je schrijft. En hoe minder tijd je kwijt bent aan twijfels en opzoeken.
Loop je ergens steeds tegenaan? Maak er een lijstje van. Of plak een handig ezelsbruggetje op je bureaublad. Kleine moeite, groot gemak.
En: weet dat je altijd hulp kunt inschakelen. Een frisse blik, een laatste check, of een redactieronde – daar ben ik voor. Samen zorgen we dat jouw tekst niet alleen klopt, maar ook lekker leest.